Geschiedenis
De Alde Feanen draagt niet voor niets de titel ‘oud’. De geschiedenis van wat nu Nationaal Park is, gaat duizenden jaren terug in de tijd. Iets van die oorsprong is nog te herkennen in het gebied. Nieuwsgierig naar waar dat is? Lees dan de hele geschiedenis of bekijk het filmpje. Je komt dan meteen meer te weten over de bijzondere ligging van De Alde Feanen tussen twee totaal verschillende gebieden, hoe de twee laatste ijstijden van grote invloed zijn geweest, wat de rol van de mens is geweest, hoe het toerisme opkwam en hoe beroepsvissers en rietsnijders vandaag de dag nog steeds bijdragen aan het bijzondere karakter van dit wonderschone cultuurlandschap.
Het ontstaan
De Alde Feanen is onderdeel van de Lege Midden van Fryslân, een laag gelegen veengebied dat ingeklemd ligt tussen de hogere zandgronden aan de oostkant en de kleigronden aan de noord- en westkant. Voor de vorming van de ondergrond van het gebied zijn de twee laatste ijstijden van groot belang geweest. In de voorlaatste ijstijd is er door het oprukkende ijs een dikke laag keileem in Noord-Nederland afgezet.
Deze laag bestaat uit blauwgrijze klei, die nauwelijks waterdoorlatend is en vele zwerfkeien bevat. In de laatste ijstijd (het ijs heeft Nederland toen niet bereikt) is er door de wind een laag dekzand op het keileem afgezet. Na deze ijstijd (circa 10.000 jaar geleden) werd het klimaat warmer en natter. Met het smelten van de ijskappen steeg de zeespiegel en nam de hoeveelheid regen toe. Ook de grondwaterstand steeg. Vanaf de hogere gronden zocht het water zich via de laagste delen een weg naar zee. En aantal van die oorspronkelijke rivierlopen (De Boarn, De Drait, Kromme en Wide Ie) zijn nog steeds in De Alde Feanen te herkennen.
Het warmere klimaat en de stijgende grondwaterstand vormden het begin van de veenvorming. Vanaf circa 3.500 jaar geleden ontstond langs de westrand van het Drents Plateau op uitgebreide schaal veen. De omstandigheden waren optimaal: vochtige westenwinden, stijgende temperaturen en veel neerslag. Ook de trage afvoer van het water, als gevolg van de zeespiegelstijging, bevorderden de veenvorming.
Door de stijging van de zeespiegel wist de zee af en toe diep landinwaarts door te dringen. Op de plekken waar dat gebeurde, kwam abrupt een einde aan de veenvorming. De grens tussen de veen- en kleigebieden ligt maar één kilometer ten westen van De Alde Feanen. De zee heeft De Alde Feanen dus net niet weten te bereiken, waardoor het veen intact bleef.
Rol van de mens
De mens is de afgelopen duizenden jaren van grote invloed geweest op het gebied. Aanvankelijk slechts op zeer beperkte schaal, maar met een toename van de bevolking in Nederland werd de rol van de mens steeds groter.
De vervening
De vervening is belangrijk geweest voor de ontwikkeling van het gebied. Gedroogd veen, turf genoemd, bleek een geschikte vorm van brandstof. Daardoor steeg de vraag naar turf en werd het afgegraven. Aanvankelijk op beperkte schaal (17e eeuw), later (18e eeuw) in meer en grotere gebieden.
Rond 1700 was het grootste deel van het gebied rond Earnewâld nog land. In die tijd begon men daar ook met de vervening. Aanvankelijk ging dat op de Friese manier met omdijkte petten. Later, na 1751, paste men de Gieterse methode toe. Vanaf toen ontstonden de zogenaamde ribben (stripen), met daartussen grote waterplassen. Men groef het veen weg tot op het zand, wat tot gevolg had dat de bodem laag kwam te liggen. Grote delen van het gebied raakten overstroomd. De invloeden van water en wind deden zich gelden. Ook de wat hoger gelegen delen werden door het onstuimige water weggeslagen. Dijkjes braken door en petgaten werden grote plassen, zoals de Grutte Krite en de Saiterpetten. Door dat samenspel van mens en natuur ontstond een afwisselend terrein van land, water en alles wat daar tussenin zit. De vervening ging door tot in de 19e eeuw.
Na die tijd restte een troosteloos cultuurlandschap. Dat bestond voor een deel uit donkere vaarten en vergraven percelen, vrijwel zonder begroeiing. Al gauw begonnen sommige delen zich spontaan te ontwikkelen. De natuur nam weer bezit van dit “Unlân”. Een petgatenlandschap als nieuw moeras ontstond.
Boeren in De Alde Feanen
Na de vervening werden de randen van De Alde Feanen door de mens omgevormd tot wei- en hooilanden. In een later stadium ging men op grote schaal over tot inpoldering. De laatste grote inpoldering (De Hege Warren, 400 hectare) vond plaats in 1939. Een groot deel van De Alde Feanen werd niet ingepolderd.
Met de modernisering en schaalvergroting van de landbouw werd het voor de boeren in De Alde Feanen steeds moeilijker een goed belegde boterham te verdienen. Het natte, kleinschalige landschap en het ontbreken van een goede ontsluiting en nutsvoorzieningen zorgden ervoor dat de boeren uit de kern van het gebied verdwenen. Het natuur en recreatieve belang ging de boventoon voeren. De laatste “boerenpleatsen” veranderden in recreatiewoningen.
Opkomst recreatie
De eerste recreanten ontdekten het gebied rond 1915. Ze genoten al varend van het natuurschoon. Vrij snel daarna kochten natuur- en watersportliefhebbers stukjes grond voor hun zomerhuisje. Het ging toen nog maar om een enkeling. Vakantie vieren was iets voor de elite. Maar vanaf die tijd ontdekten steeds meer mensen De Alde Feanen. En met het groeiende aantal recreanten, ontwikkelde zich ook een groeiende recreatiesector in de omliggende dorpen. De bedrijvigheid deed de middenstand goed. Na de Tweede Wereldoorlog nam het belang van de recreatiesector als economische pijler sterk toe.
Rietsnijders en vissers
Door de eeuwen heen vormden rietsnijden en vissen karakteristieke activiteiten in het gebied. Ook vandaag de dag, zij het op bescheiden schaal, vinden deze beide oeroude activiteiten nog steeds in De Alde Feanen plaats. Een enkele beroepsvisser vist hier nog met fuiken en netten. In de wintermaanden wordt er nog steeds riet gesneden. Zo dragen deze activiteiten nog altijd bij aan het bijzondere karakter van dit wonderschone cultuurlandschap.